
Waar komt pindakaas vandaan?
Seizoen 3 (2024): tot en met 13 november verschijnt elke woensdag een nieuwe aflevering. Dit is een serie over de verrassende herkomst van doodgewone woorden. In seizoen 2 (2021) bespreken we in zo'n 10 minuten de herkomst van verschillende woorden die je kunt tegenkomen in alledaagse situaties, zoals in de kroeg, in je kledingkast of in bekende uitdrukkingen. Want heeft ‘bockbier’ misschien iets met geiten te maken, hoe komt de ‘smoking’ aan zijn naam en wie is precies de ‘sjaak’? In seizoen 1 (2020) bespreken we per aflevering de herkomst van een enkel woord in een paar minuten. Presentatie: Laura van Eerten, Caspar Stalenhoef en Frieda Steurs. Muziek: Michel van der Zanden. Afbeelding: Studio Mals. Meer informatie: ivdnt.org
Waar komt pindakaas vandaan?
Waar komt pindakaas vandaan?
Stuur ons een bericht! (laat je e-mail achter voor een reactie)
In deze aflevering: waar komt pindakaas vandaan? Caspar Stalenhoef vertelt.
Dit is een podcast van het Instituut voor de Nederlandse Taal, gemaakt door Laura van Eerten en Caspar Stalenhoef, met muziek van Michel van der Zanden. De afbeelding is van Studio Mals. Deze podcastserie is geïnspireerd op de drie boeken die het Instituut voor de Nederlandse Taal heeft gemaakt in samenwerking met het Genootschap Onze Taal. Wil je meer antwoorden op vragen over woorden? Bestel dan het boek ‘Waar komt suikerspin vandaan?’ Meer over woorden vind je natuurlijk ook op de website van het Instituut voor de Nederlandse Taal.
Pindakaas is best een raar woord. Waarom noemen we dit broodbeleg van gemalen pinda’s niet gewoon pindasmeersel, of pindapasta of pindaboter? Zou dat niet veel logischer zijn? Want wat heeft pindakaas nou met kaas te maken?
Het woord pindakaas is ouder dan het broodbeleg dat wij vandaag de dag kennen. Daarvoor moeten we terug naar Suriname in de achttiende eeuw. Daar werd toen het woord pienda-dókoen gebruikt. Niet voor een zacht smeersel, maar voor een massief blok van gestampte pinda’s.
Van dat blok werden plakjes afgesneden, net zoals we dat bij kaas doen. Om die reden vertaalde, eind 18e eeuw, een Duitse zendeling pienda-dokoen naar Pinda-Käse, toen hij een woordenlijst maakte. Later werd dat weer terugvertaald naar het Surinaams-Nederlands, en toen werd het pienda-kassie. Dat woord kwam vervolgens in het Nederlands terecht als pindakaas. Maar dan hebben we het dus alleen over het woord.
Het smeersel werd in Amerika uitgevonden, in de negentiende eeuw. Het was een bijproduct van pindaolie, en door het te verkopen als broodbeleg was het meteen een handige oplossing voor het pindaoverschot. Toen dit broodbeleg in Nederland terechtkwam, na de Tweede Wereldoorlog, is daarvoor het van oorsprong Surinaams-Nederlandse woord pindakaas gekozen.
Het was misschien logischer geweest om in plaats van pindakaas de naam pindaboter te gebruiken, net als in het Engels, waar het peanut butter heet, het Duits (Erdnussbutter) en het Frans (beurre de cacahuètes). Maar dat kon niet. Want boter was in die tijd een beschermde term; volgens de Nederlandse Boterwet uit 1889 mocht alleen echte roomboter, boter heten. Zodat we het niet konden verwarren met margarine. En daarom noemen we pindakaas, pindakaas!